De kantonrechter oordeelt dat het voldoende aannemelijk is dat de werkneemster niet heeft overzien dat zij met het ondertekenen van het nulurencontract vrijwel al haar rechten prijsgaf. De werkneemster heeft de omzetting van de arbeidsovereenkomst van 32 uur naar een nulurencontract daarom terecht buitengerechtelijk vernietigd. Of de werkneemster recht op loondoorbetaling tijdens ziekte is niet duidelijk. Overlegging van een deskundigenverklaring is wenselijk, omdat werkgever de ziekte betwist en onvoldoende duidelijk is of werknemer ziek is. De kantonrechter wijst de loonvorderingen af.
De werkneemster is per 30 oktober 2022 op grond van een arbeidsovereenkomst voor de duur van een jaar bij de werkgever in dienst getreden. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor de 32 uur per week.
Volgens de werkneemster heeft zij zich op 27 april 2023 telefonisch bij iemand van het werk ziekgemeld, waarna zij door de partner van de betreffende persoon thuis is opgehaald, vervolgens naar het werk is gebracht en daar ter plekke een nulurencontract moest ondertekenen.
Het nulurencontract heeft de werkneemster bij brief van 11 juli 2023 buitengerechtelijk vernietigd op grond van dwaling, bedrog, dan wel misbruik van omstandigheden, omdat zij door haar ziekte niet in staat was om te begrijpen wat van haar werd gevraagd. De werkneemster stelt zich op het standpunt dat het gevolg hiervan is dat de arbeidsovereenkomst van 30 oktober 2022 herleeft en zij op grond daarvan recht heeft op doorbetaling van het loon tijdens ziekte.
De werkneemster eist in deze kortgedingprocedure dat de werkgever wordt veroordeeld om haar salaris en vakantietoeslag te betalen vanaf mei 2023 tot aan de rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst en dat de werkgever wordt veroordeeld tot betaling van de vakantietoeslag over de periode van 30 oktober 2022 tot en met mei 2023, dit alles te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente.
De werkneemster vordert verder dat de werkgever wordt veroordeeld om van alle betalingen deugdelijke specificaties te verstrekken op verbeurte van een dwangsom, dat de werkgever wordt veroordeeld in de proceskosten en dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.
De werkgever voert verweer en stelt zich op het standpunt dat de werkneemster zich nooit heeft ziekgemeld en dat zij gelet op het nulurencontract van 27 april 2023, wat in goed onderling overleg tot stand is gekomen en zonder dwang door de werkneemster is ondertekend, geen recht heeft op loon.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten.
Vaststaat dat de werkneemster op 27 april 2023 een nulurencontract heeft getekend, zonder dat aan de werkneemster een bedenktijd is gegeven of zij de mogelijkheid heeft gehad om juridisch advies in te winnen.
Met het ondertekenen van het nulurencontract heeft de werkneemster in feite afstand gedaan van haar recht op loon. De werkneemster stelt dat ze op het moment van ondertekenen niet wist wat zo’n contract inhield. De werkgever voert daartegen aan dat de werkneemster zelf heeft gezegd dat ze minder uren wilde gaan werken en teveel druk ervaarde van de overeengekomen arbeidsduur van 32 uur.
De kantonrechter is van oordeel dat zelfs als dit waar is, het voldoende aannemelijk is dat de werkneemster niet heeft overzien dat zij met het ondertekenen van het nulurencontract vrijwel al haar rechten prijsgaf. Daarom moet voorshands worden geoordeeld dat de werkneemster deze overeenkomst terecht buitengerechtelijk heeft vernietigd. Dit betekent dat de overeenkomst van 30 oktober 2022 herleeft.
Partijen zijn het erover eens dat de werkneemster na 26 april 2023 niet meer heeft gewerkt. De werkneemster maakt toch aanspraak op haar loon, want zij stelt dat ze ziek is. Op grond van artikel 7:629 lid 1 BW heeft de werkneemster alleen recht op betaling van haar loon als ze door ziekte niet kon werken.
Een rechter moet een vordering tot betaling van loon tijdens ziekte afwijzen, als geen deskundigenoordeel van een door het UWV benoemde deskundige over de verhindering van de werkneemster om haar werkzaamheden te verrichten is overgelegd (artikel 7:629a lid 1 BW). Op zichzelf geldt deze eis niet in kort gedingprocedure en is het aan de rechter overgelaten om te bepalen of het overleggen door de werknemer van een deskundigenverklaring als bedoeld in artikel 7:629a lid 1 BW wenselijk is (Hoge Raad 14 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1673).
De kantonrechter is van oordeel dat in onderhavige zaak een dergelijke verklaring wenselijk is, want de werkgever betwist dat de werkneemster zich ziek heeft gemeld. De werkgever heeft – volgens hem hierdoor- ook geen bedrijfsarts ingeschakeld die een oordeel had kunnen geven over de ongeschiktheid van de werkneemster om vanwege ziekte haar arbeid te verrichten.
De werkneemster wijst ter onderbouwing van haar ziekmelding op een telefoongesprek dat op 27 april 2023 om 8:45 uur heeft plaatsgevonden waarin zij tegen de persoon op het werk zou hebben gezegd dat ze ziek is en niet naar het werk kon komen.
De werkgever betwist dat en voert in dat verband aan dat de werkneemster in dat gesprek gevraagd heeft om, vanwege Koningsdag, iets later te mogen komen. Dit laatste past naar het oordeel van de kantonrechter bij de WhatsApp-berichtjes die de werkneemster zelf heeft overgelegd, want daarin vraagt de partner van de betreffende persoon om 9:47 uur hoe laat de werkneemster komt en antwoordt de werkneemster om 9:50 uur dat ze “ Bijna klaar ” is, vraagt ze om 9:54 uur “ Is het druk? ” en zegt ze om 10:05 uur “ Kom eraan ”.
Gelet hierop is het niet aannemelijk gemaakt dat sprake is geweest van een telefonische ziekmelding, zodat de aanwezigheid van een verklaring van een onafhankelijk arts ook in dit kort geding belangrijk is. Een dergelijke verklaring heeft de werkneemster niet overgelegd. Dit betekent dat het op dit moment onvoldoende duidelijk is of de werkneemster ziek is.
Gelet op wat hiervoor is overwogen is het dus voldoende aannemelijk dat in een gewone procedure geoordeeld zal worden dat de arbeidsovereenkomst van 30 oktober 2022 herleeft, maar is het, vanwege de onduidelijkheid over de ziekte van de werkneemster, nog niet aannemelijk dat in een gewone procedure geoordeeld zal worden dat de werkneemster vanwege ziekte haar werkzaamheden niet kan verrichten.
De kantonrechter ziet daarom en mede gelet op het restitutierisico dat er is als een voorlopige toewijzende uitspraak in een gewone procedure wordt teruggedraaid, onvoldoende redenen om, ondanks de spoed die de werkneemster heeft, de loonvorderingen in een kortgedingprocedure toe te wijzen.
Een nader onderzoek naar de ziekmelding en ziekte zal hiervoor nodig zijn, waarvoor een kortgedingprocedure zich niet leent. In een bodemprocedure kan ook nader worden uitgezocht onder welke omstandigheden het nulurencontract tot stand is gekomen.