6 NEWS_READING_TIME_ADD
Is de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd stilzwijgend verlengd omdat de werkneemster na einde van het verstrijken van de bepaalde tijd nog twee dagen stond vermeld op het rooster en die dagen ook nog gewoon haar werkzaamheden heeft verricht?
Niet in de omstandigheden van dit geval, zo oordeelt het hof. Aan de werkneemster was een en andermaal meegedeeld dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd. Zij had geen signalen ontvangen dat werkgever op dat besluit zou zijn teruggekomen. Aan haar inroostering en het verrichten van haar werkzaamheden mocht werknemer daarom niet het gerechtvaardigde vertrouwen ontlenen dat de wil van werkgever was gericht op voortzetting van het dienstverband. Die inroostering is kennelijk het gevolg geweest van een planningsfout door miscommunicatie.
Centraal in de zaak staat de vraag of na het verstrijken van de duur van het tijdelijke dienstverband dat de werkneemster tot 17 september 2020 had met de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), de arbeidsovereenkomst stilzwijgend is voortgezet, doordat de werkneemster ook op 17 en 18 september 2020 nog stond ingeroosterd en ook op die dagen nog haar gewone werkzaamheden heeft verricht.
De werkneemster maakt aanspraak op doorbetaling van haar loon vanaf 19 september 2020 en op wedertewerkstelling. De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen. Volgens de kantonrechter is geen sprake geweest van een verlenging van het dienstverband. Met haar hoger beroep wil de werkneemster bereiken dat haar vorderingen alsnog worden toegewezen. Het hof komt echter tot een vergelijkbaar oordeel als de kantonrechter.
De werkneemster beroept zich erop dat de CAO Rijk in hoofdstuk 2 paragraaf 2.1 bepaalt dat als het dienstverband na afloop van de periode om de geschiktheid te beoordelen stilzwijgend wordt voortgezet, vanaf dat moment een vaste arbeidsovereenkomst geldt.
De werkneemster stelt dat uit de tekst van de cao noch uit de daarop gegeven toelichting valt af te leiden dat voor stilzwijgende voortzetting is vereist dat bij de werkneemster sprake was van gerechtvaardigde verwachtingen over voortzetting van het dienstverband. Als die verwachting echter wel nodig was, geldt dat de werkneemster een gerechtvaardigde verwachting op voortzetting van het dienstverband mocht ontlenen aan haar inroostering op 17 en 18 september 2020, in combinatie met de omstandigheid dat zij op die dagen haar werk ook gewoon heeft kunnen verrichten. Daarmee heeft DJI volgens de werkneemster onmiskenbaar haar wil geuit gericht op voortzetting van het dienstverband.
Voorop staat dat “stilzwijgende voortzetting” impliceert dat tussen partijen wilsovereenstemming moet hebben bestaan, gericht op voortzetting van het dienstverband. Of die wilsovereenstemming heeft bestaan moet worden beoordeeld aan de hand van de wils-/vertrouwensleer. Daaruit volgt dat voor stilzwijgende voortzetting tenminste is vereist dat de werkneemster uit verklaringen en/of gedragingen van DJI redelijkerwijs heeft mogen afleiden dat de wil van DJI was gericht op voortzetting van het dienstverband.
De stelling van de werkneemster dat zij die wil redelijkerwijs heeft mogen afleiden uit de omstandigheid dat zij nog stond ingeroosterd voor haar werkzaamheden op 17 en 18 september 2020 en dat zij die werkzaamheden toen ook gewoon heeft kunnen verricht, zijn in het licht van de overige omstandigheden van het geval, echter ontoereikend.
Daarbij worden in het bijzonder de volgende omstandigheden in aanmerking genomen:
Uit die omstandigheden bezien in hun verband en samenhang, komt voldoende naar voren dat de werkneemster een en andermaal duidelijk is gemaakt dat haar dienstverband niet zou worden verlengd worden. In lijn hiermee heeft de werkneemster tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat tegenover haar geen uitlatingen zijn gedaan door leidinggevenden waaruit zij mocht afleiden dat DJI op dat besluit was teruggekomen.
In die situatie had de werkneemster uit het feit dat zij ook na 16 september 2020 nog stond vermeld in het lopende dienstrooster en dat zij op 17 en 18 september 2020 ook gewoon haar werkzaamheden heeft kunnen verrichten, redelijkerwijs niet mogen afleiden dat DJI wél was teruggekomen op haar besluit. Al helemaal niet omdat zij er toen van op de hoogte had kunnen en ook behoren te zijn dat zij in het volgende rooster, over de periode vanaf 21 september 2020 tot 4 oktober 2020, stond vermeld als “uit dienst”.
Zonder navraag te doen, wat zij heeft nagelaten, kon zij in die situatie redelijkerwijs niet aannemen dat DJI het dienstverband met haar wilde voortzetten. Als zij pas op of kort voor 18 september 2020 naar het nieuwe rooster vanaf 21 september 2020 heeft gekeken, zoals zij tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard, moet dat voor haar risico komen.
Van een stilzwijgende voortzetting van het dienstverband kan dus niet worden gesproken in de omstandigheden van dit geval. Weliswaar was het wel onzorgvuldig van DJI om de werkneemster niet uit het lopende rooster te halen en had DJI de werkneemster op 17 september 2020 eigenlijk niet meer tot haar werk moeten toelaten, maar in dit geval leidde dat nog niet tot een stilzwijgende verlenging van het dienstverband.
De werkneemster heeft nog aangevoerd dat DJI er juist belang bij had dat zij haar werkzaamheden op 17 en 18 september 2020 verrichtte, omdat anders een ‘veiligheidslek’ zou zijn ontstaan. Daarmee bedoelt zij dat, zonder de werkneemster , op die dagen te weinig personeel aanwezig zou zijn met alle risico’s voor de veiligheid binnen de inrichting van dien. DJI heeft dat echter weersproken door te stellen dat vervanging (bijvoorbeeld wegens ziekte) altijd mogelijk is. De werkneemster heeft dat niet weersproken en haar stelling overigens niet (verder) onderbouwd. Van de juistheid van haar stelling kan daarom niet worden uitgegaan.
Bovendien heeft zij bij de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat haar nooit is gezegd dat zij op 17 en 18 september 2020 moest werken omdat zij op die data (beslist) nodig was. Daarmee blijft het beeld bestaan dat de inroostering van de werkneemster op 17 en 18 september 2020 het gevolg is geweest van planningsfout, veroorzaakt door onzorgvuldige communicatie binnen DJI. In lijn hiermee is dat tijdens de mondelinge behandeling de werkneemster heeft verklaard dat zij er op 17 en 18 september 2020 ook niet van uitging dat haar dienstverband stilzwijgend werd voortgezet. Tot dat standpunt is zij naar haar zeggen pas gekomen toen een collega haar er op het einde van haar werkdag op 18 september 2020 op attendeerde dat daarvan sprake zou zijn.
In wat hiervoor is overwogen over het (niet) stilzwijgend voortzetten van het dienstverband ligt besloten dat op 17 en 18 september 2020 ook niet een nieuwe arbeidsovereenkomst is ontstaan. Ook daarvoor geldt dat sprake moet zijn van wilsovereenstemming gericht op het tot stand brengen van een nieuwe arbeidsovereenkomst. In de omstandigheden van dit geval bestaat evenmin grond om die overeenstemming aan te kunnen nemen.
Het hoger beroep slaagt niet en het bestreden vonnis wordt bekrachtigd. Omdat de werkneemster in het ongelijk zal worden gesteld, veroordeelt het hof haar tot betaling van de proceskosten in hoger beroep.
Heeft u een arbeidsrechtelijke vraag of ontslagkwestie, neem dan contact op met onze arbeidsrechtjuristen voor een vrijblijvend en gratis intakegesprek, tijdens kantooruren op nummer 043 - 720 09 20, of stuur een e-mailbericht naar info@ontslag-center.nl