4 NEWS_READING_TIME_ADD
Werknemers kunnen sinds 1 januari 2020 een transitievergoeding krijgen als het dienstverband op initiatief van de werkgever eindigt. Dit geldt ook voor ambtenaren met een arbeidsovereenkomst. Voor elke werknemer geldt een opbouw van een derde maandsalaris per dienstjaar.
De hoogte van de transitievergoeding is afhankelijk van het aantal jaren (of een deel daarvan) dat de werknemer in dienst is geweest. De maximale transitievergoeding is sinds 1 januari 2024 € 94.000 bruto. Een uitzondering geldt als een werknemer meer dan € 94.000 per jaar verdient. Dan is de maximale vergoeding gelijk aan één jaarsalaris.
De werknemer heeft vanaf de eerste dag van de arbeidsovereenkomst recht op een transitievergoeding bij ontslag, dus ook als hij in proeftijd wordt ontslagen.
De berekening van de transitievergoeding:
Voorbeeld 1: de arbeidsovereenkomst duurde 9 jaar en 5 dagen.
Het bruto maandsalaris was € 3.000. Het bruto uurloon was € 20. De werknemer werkte 8 uur per dag.
Voorbeeld 2: ontslagen tijdens proeftijd.
De arbeidsovereenkomst heeft in totaal 5 dagen geduurd. Het brutosalaris over deze 5 dagen is € 800. Dit is het loon per maand. De berekening is dan als volgt:
Voor de berekening van de transitievergoeding moet het bruto maandsalaris worden berekend. Dit bereken je als volgt:
Bij het basis bruto maandsalaris tel je eventueel ander loon en de vakantiebijslag op. Als sprake is van een vaste eindejaarsuitkering tel je 1/12 deel daarvan op bij het basis bruto maandsalaris. Indien van toepassing worden de volgende vormen van salaris in de berekening meegeteld:
In een cao kan staan dat een ontslagen werknemer een vervangende voorziening krijgt in plaats van een transitievergoeding. Dit kan alleen bij ontslag om bedrijfseconomische redenen. Ook hoeft de vervangende voorziening niet gelijkwaardig te zijn aan de wettelijke transitievergoeding. Wel moet de voorziening bestaan uit maatregelen om werkloosheid te voorkomen of in duur te beperken. Of uit een redelijke financiële vergoeding. Een combinatie van beide kan ook.
Kosten van bijvoorbeeld outplacement of scholing kunnen aftrekbaar zijn van de transitievergoeding. Of kosten die de werkgever heeft, omdat een langere opzegtermijn wordt gehanteerd en de werknemer tijdens deze periode is vrijgesteld van werk. Deze kosten moeten zijn gemaakt vanwege het ontslag en in overleg met de werknemer.
Heeft de werkgever tijdens de arbeidsovereenkomst kosten gemaakt om de inzetbaarheid binnen of buiten de organisatie te bevorderen? Dan kunnen ook deze kosten in overleg met de werknemer in mindering worden gebracht.
Alleen inzetbaarheidskosten die zijn gericht op een andere functie bij een andere werkgever, of op een andere functie bij de eigen onderneming van de werkgever kun je in mindering brengen op de transitievergoeding.
Kan de werkgever de transitievergoeding niet in één keer betalen, omdat dit de bedrijfsvoering schaadt? Dan kan de werkgever die in termijnen betalen, verspreid over maximaal 6 maanden.
Betaalt de werkgever de transitievergoeding in termijnen? Dan is hij wel steeds wettelijke rente verschuldigd vanaf 1 maand na het einde van het contract. De rente wordt berekend over het deel van de transitievergoeding dat nog niet is uitgekeerd.
De Hoge Raad deed in 2020 uitspraak over het recht van de werknemer op een transitievergoeding bij gedeeltelijke beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst. De werknemer heeft in dat geval recht op een gedeeltelijke (naar rato) transitievergoeding.
De Hoge Raad noemt in de uitspraak een aantal voorwaarden:
De werkgever hoeft geen transitievergoeding aan de werknemer betalen als: