9.7 / 10 251 reviews 

Werknemersaansprakelijkheid en kosten (bron: Kienhuis Hoving Advocaten)

4 NEWS_READING_TIME_ADD

Terug

Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch oordeelde in juli van dit jaar dat een werknemer bij het toebrengen van schade aan werkgever opzettelijk en/of bewust roekeloos heeft gehandeld en dat hij daarom voor de door hem aangebrachte schade aansprakelijk is . De manager commerce had namelijk met gebruikmaking van een (valse) naam en identiteit een vennootschap naar Zuid-Afrikaans recht opgericht en de productierechten van een aantal producten uit het assortiment van zijn werkgever daar naar overgedragen. De totale schade bedroeg € 164.348,71.

Het hof baseerde haar oordeel op de resultaten van het uitgebreide en gedocumenteerde onderzoek door werkgever naar de gedragingen van werknemer. Hieruit bleek dat de handelingen van werknemer verder reikten dan – zoals werknemer het zelf noemt – ‘domme’ of ‘onhandige’ dingen. Werknemer had slechts in grote lijnen de meeste feiten en onderzoeksresultaten weersproken, zonder met concrete feiten of omstandigheden te motiveren waarom die feiten niet juist zijn of anders moeten worden geïnterpreteerd. Dat bracht met zich mee dat het hof de door werkgever gestelde, onderbouwde en gedocumenteerde feiten, bij gebreke van een deugdelijk gemotiveerde betwisting ervan door werknemer, als vaststaand aannam.

Vestigen van werknemersaansprakelijkheid

Voorop staat dat de hoofdregel in het arbeidsrecht is dat niet de werknemer, maar de werkgever aansprakelijk is voor schade die de werknemer in de uitvoering van de arbeidsovereenkomst heeft veroorzaakt. Artikel 7:661 BW vormt dus een belangrijke wettelijke uitzondering op de regel dat een (rechts)persoon in beginsel aansprakelijk is voor de schade die een ander lijdt wegens zijn toerekenbare tekortkoming, handelen of schuld.

Een werknemer draagt namelijk slechts onder vier omstandigheden de schade, te weten indien:

  1. sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid (denk aan het bewust zijn van roekeloos gedrag);
  2. de omstandigheden van het geval dit rechtvaardigen;
  3. dit bij schriftelijke overeenkomst zo (vooraf) is overeengekomen; én
  4. de werknemer voor de aansprakelijkheid of de schade verzekerd is.

Om de aansprakelijkheid te onderbouwen, moet een werkgever wel concreet duidelijk maken welke (onderzoeks)werkzaamheden aan de gedragingen van de werknemer kunnen worden toegerekend. Denk bijvoorbeeld aan financieel onderzoek naar het declareren van niet zakelijke-uitgaven of het inschakelen van een recherchebureau. Onder de streep geldt dat een werkgever moet zorgen voor een deugdelijk administratief verwerkings- en controlesysteem.

Het is bijvoorbeeld onvoldoende indien een organisatie-breed onderzoek wordt ingesteld naar aanleiding van een fraudegeval. Dit is omdat een dergelijk onderzoek erop ziet om uit te sluiten dat er meer gevallen van fraude zijn in de organisatie en/of om te bezien in hoeverre de beschikbare controle- en verantwoordingsmechanismen goed werken. Dus, een dergelijk onderzoek vindt misschien wel zijn aanleiding in de gedragingen van een werknemer, maar gaan verder dan dat.

Vervolggedrag werknemer

In de vestigingsfase van aansprakelijkheid voor onderzoekskosten kan het gedrag van de werknemer ook relevant zijn. Indien een werknemer bijvoorbeeld desgevraagd geen ‘volledige openheid van zaken’ geeft, dan ligt het meer voor de hand om de onderzoekskosten op hem te verhalen. Immers, de werkgever wordt door zijn gedrag welhaast genoodzaakt om kosten te maken voor een onderzoek. Het kan dus lonen om open kaart te spelen. In een bespreking met een werknemer is het uiteraard goed om dit (schriftelijk) van te voren te melden, zodat bewezen kan worden dat de werknemer hiervan op de hoogte was en mogelijk wordt gemaakt dat een werknemer alsnog kleur bekent.

(Omvang van de) schade

Indien de werknemersaansprakelijk op grond van artikel 7:661 BW aangenomen is, dan geldt dat een werknemer ex artikel 6:98 BW in beginsel aansprakelijk is voor alle schade die de werkgever als gevolg van zijn handelen lijdt. Dit geldt dus ook voor alle redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid – ook indien uiteindelijk niet komt vast te staan dat er directe schade is geleden.

Hierbij geldt wel dat sprake moet zijn van causaliteit en connexiteit ten aanzien van de kosten, te weten:

  • dat de kosten zijn gemaakt als gevolg van het aansprakelijkheid scheppend handelen (conditio sine qua non-verband); en
  • in een zodanig verband met dit handelen staat dat zij aan de werknemer kunnen worden toegerekend, mede gelet op de aard van de aansprakelijkheid en de schade.

Welke schade wordt vergoed?

De schade die kan worden vergoed bestaat uit vermogensschade – gederfde winst en geleden verlies – alsook ‘ander nadeel’. Verder komen redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als vermogensschade in aanmerking wanneer aan de ‘dubbele redelijkheidstoets’ wordt voldaan. Deze toets houdt in dat cumulatief vereist is dat:

  • het redelijk was om in verband met een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van die gebeurtenis deskundige bijstand in te roepen;
  • de daartoe gemaakte kosten redelijk zijn.

Ook interne onderzoekskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Dat kan bijvoorbeeld bestaan uit zoekwerk door medewerkers van een bedrijf waarin tientallen uren wordt besteed om uit te vogelen of een bedrijfstankpas wel correct wordt gebruikt. Daarbij geldt wel dat de kosten in verhouding moeten staan. In de situatie waarbij de onderzoekskosten (ver) uitstijgen boven de directe schade die de werknemer heeft toegebracht, is dat uiteraard niet het geval. Denk aan recherchekosten van EUR 20.000,- voor de diefstal van een aantal apparaten ter waarde van EUR 200,-. Dat staat niet meer in verhouding. Een werkgever moet dus duidelijk maken waarom de (kosten)omvang van het onderzoek noodzakelijk is geweest.

Overigens betekent het voorgaande niet dat relatief hoge kosten niet voor rekening van een werknemer kunnen komen. Zo oordeelde de kantonrechter Amsterdam in 2012 dat een werknemer van BCC hoofdelijk aansprakelijk was voor de totale onderzoekskosten van € 57.578,36 voor het schuldig blijken te zijn aan verduistering, omdat het grootschalig onderzoek naar fraude noodzakelijk was. In 2019 oordeelde de kantonrechter dat een bedrag aan € 226.875,- excl. btw aan (onderzoeks)kosten vergoed diende te worden door een werknemer, gelet op de ernst van de gedragingen van de werknemer en diens opzet bij het opzetten van een fictieve betalingsconstructie (bron: Kienhuis Hoving Advocaten).

ECLI:NL:GHSHE:2021:2346

Heeft u een vraag over dit onderwerp of een andere arbeidsrechtelijke vraag of ontslagkwestie, neem dan contact op met onze arbeidsrechtjuristen voor een vrijblijvend en gratis intakegesprek, tijdens kantooruren op nummer 043 - 720 09 20, of stuur een e-mailbericht naar info@ontslag-center.nl    

Publicatiedatum 25/01/2022